Een jonge vrouw maakt een onfortuinlijke val op het rotsachtig strandje achter het zomerhuis van de schrijver Adriaan de Coninck. Hij woont de helft van het jaar op Inishmore, het grootste van de Aran eilanden voor de Ierse westkust. Als gevolg van haar val herinnert ze zich niets, niet hoe ze heet, wie ze is, waar ze vandaan komt, waarom ze op het eiland is. Het enige aanknopingspunt dat Adriaan en eilanddokter Jimmy Broderick hebben om achter haar identiteit te komen, is de ring die zij draagt. Dat blijkt een Claddagh-ring te zijn, twee handen die een gekroond hart omklemmen, het eeuwenoude Ierse symbool voor vriendschap, liefde en trouw. Ze ontdekken dat de Claddagh-ring van Fionna, zoals ze later blijkt te heten, de originele ring is die Richard Joyce, een befaamde koopvaarden, tribesman en edelsmid, in de tweede helft van de zeventiende eeuw gesmeed heeft voor zijn heimelijke geliefde, de dochter van de koning van de Claddagh, een eigenzinnige vissersgemeenschap buiten de poorten van Galway.

Een oude Ierse legende komt tot leven en gaandeweg wordt duidelijk wat het verband is tussen Fionna, de Claddagh en een Bredaas kunstenaarscollectief dat daarnaar is vernoemd.